Ik was best huiverig om te starten met insuline, maar het is me enorm meegevallen!

Diabetes type 2

Diabetes type 2 is de meest voorkomende vorm van diabetes: ongeveer 90% van de mensen met diabetes heeft diabetes type 2. Diabetes type 2 ontstaat langzaam en meestal op latere leeftijd. Er is vaak sprake van een combinatie van langzaam afnemende aanmaak van insuline en het minder gevoelig worden van het lichaam voor insuline (insulineresistentie). 

De oorzaak van diabetes type 2 is niet altijd goed vast te stellen. De kans op het ontstaan van diabetes type 2 is groter als de aandoening in de familie voorkomt en na zwangerschapsdiabetes. Diabetes type 2 gaat veelal gepaard met overgewicht, een verstoorde vetstofwisseling en een (langdurig) te hoge bloeddruk. Overgewicht bij iemand met diabetes type 2 versnelt bovendien de ontwikkeling van insulineresistentie.

Diabetes kan gepaard gaan met klachten die ontstaan door een te hoog glucosegehalte in het bloed (ook wel hyperglykemie genoemd of kortweg hyper). Deze klachten herkent u waarschijnlijk wel: dorst hebben, veel en vaak plassen, een droge mond en een moe, slaperig gevoel. Ze ontstaan doorgaans bij een bloedglucosegehalte van meer dan 9 mmol/l. Hoe hoger de hoeveelheid glucose in het bloed, hoe duidelijker de klachten. Als de diabetes behandeld wordt en het glucosegehalte in het bloed daalt, dan worden deze klachten ook weer snel minder. Vindt er geen behandeling van diabetes plaats, dan kan de glucose niet vanuit het bloed de lichaamscellen in en wordt het glucosegehalte in het bloed steeds hoger.

 

Bij de behandeling van diabetes met insuline kan het voorkomen dat de bloedglucosewaarde te ver daalt, tot beneden de 3,5 mmol/l. In dat geval spreken we van een hypo (van hypoglykemie). Kenmerken van een hypo zijn onder andere transpireren, onduidelijk praten, wazig zien en een slap gevoel. De behandeling van een lichte of matige hypoglykemie bestaat bijvoorbeeld uit het eten van zes tabletten druivensuiker of het drinken van een glas suikerhoudende drank. 

Een te hoog glucosegehalte kan ook leiden tot gevolgen die niet direct merkbaar zijn. Deze ontwikkelen zich langzaam (over vele jaren) en verdwijnen niet vanzelf. We noemen dit de late complicaties. Eén van deze late complicaties is aantasting van het vaatstelsel door het hoge glucosegehalte. Op de lange duur kan dit bijvoorbeeld leiden tot slechtziendheid doordat heel kleine vaatjes op het netvlies stukgaan. Maar ook wondjes kunnen soms slecht genezen door een minder goede bloedtoevoer (vooral op het onderbeen en de voet). Langdurig te hoge bloedglucosewaarden kunnen ook leiden tot verslechtering van de zenuwen (zogenaamde neuropathie), waardoor bijvoorbeeld het tastgevoel minder kan worden. Daarnaast wordt men gevoeliger voor infecties. Gelukkig komen deze complicaties niet bij iedereen voor. De kans op deze late complicaties is groter als de bloedglucosewaarden regelmatig te hoog zijn. Het is daarom belangrijk dat u het glucosegehalte zoveel mogelijk tussen de vier en zeven mmol/l houdt en dat u zich regelmatig laat controleren door uw behandelaar. Het ontstaan van late complicaties (die niet direct te merken zijn), is dan tijdig te signaleren en te behandelen.

 

Delen: